De Heere God leert het volk van Israël om niet alleen bij brood te leven voor het lichaam, maar bij het levende Brood dat spijs is voor het eeuwige leven. Het is de Heere Jezus Zelf, het geloof in Hem, het vertrouwen op Hem. Hij is het levende Brood. Hij ledigt de noden. 

Deuteronomium 8 vers 3: ‘En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des Heere mond uitgaat’.

Het Brood des levens

Er staat dat de mens niet alleen leeft bij brood maar door het Woord dat door de Heere uitgaat. De Egyptenaren hadden de Israeliëten  in gevangenschap. Vanuit de braambos sprak God tot Mozes. Ik zal het volk uitleiden. En geven een land van melk en honig. God riep het volk van Israël uit Egypte.

En hoe vaak hebben ze God tegengestaan in de woestijn. De twaalf verspieders kwamen tien na veertig dagen terug met een kwaad gerucht. Ze ontmoedigden de kinderen van Israël om naar het beloofde land te gaan. Numeri 14. Zo kan het, verzoend te zijn en dan murmereren tegen de Heere. Als ik in een ‘droog seizoen’ ben.

Mijn vader zei ik denk dat je door een ‘droog seizoen’ gaat. Maar de Heere altijd de eer te geven. Hem vertrouwen en de eer geven. Zo sprak Mozes in Deuteronomium 8 tot de generatie van de kinderen van Israël. U zult gedenken sprak hij. Dat God u al die veertig jaar geleid heeft en Zijn geboden houden. God liet hen veertig jaar in de woestijn gaan om hen nederig te maken.

Onze tekst vandaag vers 3. Ze hadden geen brood in de woestijn maar God voedde hen. De mens leeft niet door brood alleen maar door het Woord dat door de Heere uitgaat. De mens leeft bij brood, maar niet alleen bij brood.

Exodus 16 vanaf vers 1: ‘Toen zij van Elim gereisd waren, zo kwam de ganse vergadering der kinderen Israëls in de woestijn Sin, welke is tussen Elim en tussen Sinaï, aan den vijftienden dag der tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan waren’. En dan vers 2: ‘En de ganse vergadering der kinderen Israëls murmureerde tegen Mozes en tegen Aäron, in de woestijn’. En dan vers 8, het was niet tegen hen maar tegen de Heere. Hebt u ons in de woestijn gebracht om hier te sterven. Wat een beschuldiging tegen Hem. In vers 9 staat dat ze met hun hart terug in Egypte waren.

Het staat er ons tot waarschuwing. Zoals wij gered, doop in Christus maar hebben we nog steeds zonden. Terug te gaan naar Egypte kunnen wij ook doen. Zoals Lot deed in Sodom, zoals kunnen wij doen. Is de Heere niet meer waard? Keer tot Jezus, het smalle pad. Dat hebben wij te doen en ons kruis op te nemen en Jezus te volgen.

Exodus 16 zien we verder dat de kinderen van Israël murmereerden tegen God maar God was bewogen met hen. God is een God vol van compassie. Ik zal een regen van brood geven. Elke dag en op de zesde dag voor twee dagen. Wat een zaak dat de Heere zo voor ze zorgt na de gevangenschap in Egypte.

Dat je weet dat de Heere je uitgeleid heeft Egypte. In de morgen zul je het zien. Het was de Heere. Hun nood was door de Heere in voorzien. De tweede keer over brood in Johannes 6: ‘Na dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is de zee van Tiberias.En Hem volgde een grote schare, omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de kranken. En Jezus ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen’. Je ziet Jezus op de berg met de discipelen. En dan vers 4-7: ‘En het pascha, het feest der Joden, was nabij. Jezus dan, de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze eten mogen? (Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist Zelf, wat Hij doen zou.) Filippus antwoordde Hem: Voor tweehonderd penningen brood is voor dezen niet genoeg, opdat een iegelijk van hen een weinig neme’. De Heere ziet de grote schare komen en vraagt Filippus.

De Schrift is eerlijk. Ik houd ervan dat de Schrift eerlijk is. De Heere vroeg Filippus. Om te zien waar Filippus’ geloof werkelijk lag. Om het brood te regelen of echt op de Heere te vertrouwen. Ja Heere natuurlijk bent u in staat het brood te vermenigvuldigen. Nee we wensen dat het zo was en zo kon het ook met ons zijn. Filippus bekijkt de situatie en denkt het kan niet zo zijn.

En dan vers 8-9: ‘Een van Zijn discipelen, namelijk Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: Hier is een jongsken, dat vijf gerstebroden heeft, en twee visjes; maar wat zijn deze onder zo velen?’. De Schrift zegt dat er vijfduizend mannen waren. En dan vijf broden. ‘En Jezus zeide: Doet de mensen nederzitten. En er was veel gras in die plaats. Zo zaten dan de mannen neder, omtrent vijf duizend in getal. En Jezus nam de broden, en gedankt hebbende, deelde Hij ze den discipelen, en de discipelen dengenen, die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden. En als zij verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren ga. Zij vergaderden ze dan, en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, welke overgeschoten waren dengenen, die gegeten hadden. De mensen dan, gezien hebbende het teken, dat Jezus gedaan had, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen zou’.

Jezus ledigt de noden. En doet dat nog steeds. Hij zit aan de rechterhand van God en hoort ons. En Hij vervult noden. God voedt ons. Hij voedt Zijn kinderen in het geloof. In Psalm 37 vers 25 zegt David dat. Soms twijfelen in leven en maken ons we ons zorgen. Maar de Heere kan het vervullen. Er zijn niet genoeg broden en visjes. Maar de Heere ledigt de noden.

Werk niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor dat blijft tot in de eeuwige leven. Al deze dingen zoeken de heidenen. Maar zoekt het Koninkrijk van God en al die andere dingen zullen toegeworpen worden. De Heere geeft voedsel en kleding. Nu een getuigenis.

Op werk een aantal jaren geleden. Een kaart met geld op. Ik ging buiten zitten. In de tuin lag een muntje met ‘Ik ben’. Ik zag het op het muntstuk. God zegt: ‘Ik ben’. Een ander verhaal. Ik hielp mijn oom. Vijf pond briefje in de zak. Gaf het. Bedankt voor het helpen. Ik hielp met kranten bezorgen. Ik kreeg vijf pond. En de anderen hadden iets te eten voor het geld.

Als we God vertrouwen, zal Hij de nood ledigen. Hij heeft ons verlost en we geven Hem de eer. Er zijn hier getuigenissen, in je leven, daar ben ik van overtuigd.

De mens leeft niet alleen bij brood. De volgende dag toen de Heere de vijfduizend had gevoed, zochten ze naar Jezus. En Jezus zeide het volgende tot hun. Vers 26: ‘Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt’. Niet vanwege het wonder maar vanwege het brood. En dan lezen we: ‘Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld’.

Broeders en zusters we hebben te werken voor de spijze voor het eeuwige leven. Wat is dat? Johannes 6 vers 35. Ik ben het Brood des levens. Hij die tot Mij komt zal nooit hongeren, en zal nimmer dorsten. Hij die komt zal nooit honger hebben en nooit dorst hebben.

Voorwaar, voorwaar, die in Mij gelooft heeft het eeuwige leven. Dit is het Brood van de hemel en die het eet zal niet sterven maar leven. Hij die gelooft in Jezus zal niet het eeuwige leven maar heeft eeuwig leven. De Schriften zijn geschreven opdat wij weten dat wij het eeuwige leven hebben.

Vers 35: ‘En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten’ en vers 41: ‘De Joden dan murmureerden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het Brood, Dat uit den hemel nedergedaald is’. De Joden hoorden het Woord dat Hij zei maar verstonden het niet.

Vers 54-58: ‘Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.

55 Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank.

56 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.

57 Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij.

58 Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven’. Wat betekent het vlees van Christus te eten? Het staat in Johannes 1. In het beginne was het Woord. Vers 14. Het Woord is vlees geworden. Vol van de genade en waarheid.

Hij is het vleesgeworden Woord. Geïncarneerd. De woorden die Ik tot u spreek zijn geest en leven. Echt leven. Het Woord dat Hij tot ons spreekt is leven. Zo het eten van het vlees van Christus, is het Woord geloven. Hier is het Woord. En te eten en we hebben het eeuwige leven.

De mens zal niet leven bij brood alleen, maar bij het Woord dat uitgaat. We hebben ons dagelijks brood dat versterkt, en zo het Woord elke dag lezen en door versterkt te worden.

Jeremia 15 en 16. Ik heb het gegeten. Vreugde van mijn hart. Jeremia 8, de woorden van de Heere. De vreugde van zijn hart. Zoals het brood versterkt, zo het Woord van God. Heb je dat, gevoed worden door de Heere Jezus?

Een tweede voorbeeld een man die eet van het brood Woord van God. Ezechiël 3. Eet deze rol. Johannes at het en het was zoet in zijn mond maar bitter in zijn maag. Niet alleen hoorders maar daders van het Woord te zijn.

Tot slot. Jezus was verleid in de woestijn. In Lukas 4 lezen we het. Veertig dagen verzocht en hongerde Hem ten laatste. Jezus was verzocht om te eten van het brood alleen door de duivel. Om alleen bij het brood te leven, het tijdelijke van deze wereld. De dingen van deze wereld alleen. Wederstaat de duivel en Hij zal van u vlieden.

Van de spijs die reikt tot in het eeuwige leven. Het Brood des levens. Jezus vlees is Brood. Laat ons elke dag het Woord lezen. Alles wat tegen dit heilige boek ingaat verwerp het, en alleen het levende Woord.

Amen.

 

Zondag 11 juni 2023 Camberwell Evangelical Church Londen, Verenigd Koninkrijk – A. Clarke – Schriftlezing Psalm 78 vers 9-33 en Deuteronomium 8 vers 1-20