Als mensen hebben wij allerlei gedachten – gedachten over God, de naaste, ons verleden, de toekomst. Aan het einde van het jaar kunnen de gedachten zich vermenigvuldigen. Het kan voorkomen dat we vooral op de omstandigheden letten. De dichter van Psalm 94 wil ons leren op God te zien en op wat Hij schenkt: ware troost. Het kerstevangelie is een boodschap van hoop en troost en de Geest wil ons, als Trooster, wijzen op het werk van Christus. God gebruikt verschillende manieren om ons te troosten. Alleen in Hem is de ware troost te vinden. Als we Hem vinden, hoeft dat niet te betekenen dat de omstandigheden van ons leven verbeteren, maar leren we wel op Hem te zien.
De kracht van Gods vertroostingen
- De noodzaak van die vertroostingen
- De rijkdom van die vertroostingen
1.
O HEERE, God van alle wraak! Bent u uw gebed wel eens zo begonnen? De dichter doet het, tot twee keer toe. Ik kan me voorstellen dat u ervan geschrokken bent. De HEERE zo aanroepen?! Past dat niet meer bij een moslimfundamentalist? Past totaal niet bij het beeld dat ik van God heb? En wat we hebben gehoord met Kerst? God is toch een God van liefde? Hij zond Zijn Zoon.
We moeten er voor blijven waken dat we een eenzijdig beeld van God maken. Anders maken we ons schuldig aan het tweede gebod. In onze gedachten maken we ons een beeld van God. Laat het een bijbels beeld zijn. Ja, Hij is liefde. Genadig en groot van goedertierenheid. Maar ook een verterend vuur (Hebreeën). Hij is heilig en rechtvaardig. Niet dat laatste voor 20%, nee Hij is het alles voor 100%.
Verhef U! Een schreeuw om recht. Het heeft niets te maken met persoonlijke wraakgevoelens. Dat hebben wij wel eens. Dat zal ik hem betaald zetten… Nee dat is het niet. De vijanden zijn zijn eigen volksgenoten. De rechters verkrachten het recht. Ze roepen daarbij ook de naam van God aan. Dat is de pijn van de dichter. Het gaat om de eer van God. Daar is het hem om te doen.
God ziet het toch niet, zeggen ze. Ze denken te kunnen doen wat ze willen. Wat de omstandigheden precies waren, weten we niet. Is ook niet zo belangrijk.
De dichter schreeuwt om ingrijpen tegen deze goddeloze vromen – dat zijn het. In de tekst heeft hij het over de vertroostingen. De Heere komt in de werkelijkheid met Zijn vertroostingen.
Uw vertroostingen verkwikten mijn ziel. Wij mensen kunnen denken – in tegenstelling tot de dieren. Daarin zien we het beeld van God terug. Voor de zondeval waren we helemaal aangelegd op God. Toen waren er geen verkeerde gedachten. Die waren in overeenstemming met Gods heilige gedachten. De mens heeft buiten het paradijs dat vermogen behouden, om te denken. Wat wordt er niet gedacht. Techniek, kunde van de mens, medische wetenschap. Voor veel producten van ons denken mogen we dankbaar zijn. De Heere ervoor danken en prijzen.
Al is er ook een keerzijde. Niet alles wat bedacht wordt, is in overeenstemming met Gods gedachten. Denk aan het geknoei met het leven – zowel aan het begin als aan het einde van het leven. Als God willen zijn. Anno 2019 zien we dat terug.
Onze gedachten kunnen een hoge vlucht nemen. Je kunt in je luie stoel de hele wereld rond reizen. Of bij iemand zijn en meeleven. Vaak stellen onze gedachten niet veel voor. Ze raken niet meer dan de oppervlakte. Veel mensen denken vluchtig en oppervlakkig. Kan in je karakter zitten. De ene mens denkt nou eenmaal meer na. Op dagen als vandaag (laatste zondag van het jaar) komt dat ook naar voren. Laatste dagen van het jaar zijn voor veel mensen een kans om de balans op te maken. Terugkijken. Terugdenken.
Doen we allemaal wel. Kunnen allerlei gedachten door je hoofd dwarrelen. Fijne en minder prettige. We kennen dat allemaal. Er zijn ook mensen die vinden dat je nooit terug moet kijken. Wat heeft het voor zin om terug te kijken? Toch is het goed. Juist bepaalde gedachten naar boven te halen.
Gemeente, de Heere heeft ons allemaal gebracht aan het einde van dit jaar. Is het toch niet goed aan de weg die de Heere met ons ging? En de weg die wij met de Heere gingen? Overdenk de weldaden van de Heere. Of zorg en moeite: bedenk dat de Heere tot op deze dag alles schonk wat we nodig hadden. Ondersteuning in moeite en verdriet. Zijn nabijheid die u mocht ervaren. Goed daar over na te denken!
Nu ken ik de gemeente van Reeuwijk niet, maar ik weet niet of er mensen zijn die niet diep willen nadenken. Dan worden ze geconfronteerd met scheve verhoudingen. Tussen hen en God of in relaties met naasten. We drinken of slikken wat om het zo snel mogelijk te vergeten. Niets lijkt zulke mensen nog aan het denken te zetten. Hun denkwereld is afgestompt, lijkt het wel. Bedenk dat u in het gericht zult komen! U zult verantwoording af moeten liggen.
Gedenk te sterven. Dat is het ultieme. Zorg dat het in orde is – tussen God, en de naaste. Voor zover dat in uw vermogen ligt. Is het in orde tussen God en mijn ziel? Zijn er zaken tussen mij en de naaste die opgeruimd moeten worden? God is niet alleen een God van wraak. Maar ook van vertroosting!
Onze tekst spreekt van gedachten binnen in mij. Gedachten die je diepste wezen raken. Die je helemaal beheersen. Niet oppervlakkig. Denken dat hem (de dichter) benauwd. De gedachten houden hem wakker. Hij kan het niet stil zetten. Wat is dan zijn probleem dat hem bezig houdt? Het gaat hier om het probleem waar veel mensen mee geworsteld hebben. En u en jij misschien ook wel.
Ik zei al, toen we Psalm 77 zongen, ik denk aan Asaf. Als je die psalm leest (of Psalm 73), denk je: de buurman zonder God gaat fluitend door het leven en ik krijg tegenslag op tegenslag. Jij gelooft toch in God, vraagt die buurman spottend. God schijnt het niet te zien. Hij grijpt niet in.
Dan komen de gedachten op gang. Zou God Zijn gena vergeten. De dichter werd er zelfs ziek van. Die gedachten vermenigvuldigen zich. Wat kan er zo geworsteld worden. Waarom dat leed, die pijn? Dat roept weer andere gedachten op. Heb ik het aan mezelf te wijten? Is dit een straf van God? Gedachten over zonde, straf, oordeel? Is Jezus wel voor mij gestorven? Is mijn geloof wel echt? Dat is de werkelijkheid in deze psalm. Denken dat alles vastloopt in het handelen van God. Gedachten over sterven en God ontmoeten. Het komt naar je toe. Je ziet jezelf al staan voor de rechterstoel. Nee dan helpt een Borrel of slaappil niet. Niets kan ons helpen, aan onze kant.
Wat dan? Dan is er aan een ding behoefte. Troost! Geen troost van mensen. Die kunnen je niet verder helpen. Het is een zegen als er mensen om je heen staan. Wees er maar dankbaar voor. Maar als de gedachten zich vermenigvuldigen, kan alleen God troosten.
2.
De rijkdom van die vertroostingen. De Heere plaatst een andere werkelijkheid. Van de andere kant. Van Gods kant. Dat blijkt hier tussen de tegenstelling: mijn – Uw. Mijn voet wankelt. Maar Uw goedertierenheid ondersteunt mij. Mijn gedachten – Uw vertroostingen. Ware troost geeft alleen God.
We kunnen en mogen erop wijzen dat de Heere het kan geven. Troosten doet de Heere alleen. De Trooster, die naam komt Hem toe. Ik ben het die u troost (Jesaja).
Het Kerstevangelie is vol van troost. Toen Jezus leed aan het kruis, was de Vader afwezig, moest Hij Gods troost missen. Opdat wij om Zijnentwil vertroost zouden worden.
Hoe dat werkt lezen we in 2 Korinthe 1. Paulus heeft dat persoonlijk mogen ondervinden. Hij verkeerde in groot gevaar. Hij dacht het er niet levend van af te brengen. Maar de Heere had hem vertroost en uitkomst geven. De God van alle vertroosting! Troost die begint in het hart van God. Die opweegt tegen het lijden. Hoe zwaar dat ook zijn kan. De gedachten vermenigvuldigen zich zo vaak. Heere, ik red het niet meer.
De Heere doet dat door de Geest. Die wordt ook wel de Trooster genoemd. Hij richt onze gedachten op God. Paulus heeft dat ervaren. En de dichter. Toen was er de Geest. Zou Hij die het oor plant,niet horen?
Zo gemeente heeft de Heere verschillende manieren om te troosten. Het gaat over vertroostingen. Paulus spreekt over de God van álle vertroosting. Van allerlei vertroostingen. De Heere doet het op allerlei manieren. Bijvoorbeeld door de komst van een mens. Paulus werd vertroost door de komst van Titus. En u, je liep te piekeren, en onverwacht kwam er iemand. Die gaf u raad. Vertelde iets over soortgelijke ervaringen. Hij kwam als geroepen. De Heere stuurde hem precies op tijd langs. In Psalm 118: de Heere is bij mij, onder degenen die mij helpen. Die mensen mochten een venster openen.
Ik las over Spurgeon, die bekende prediker uit Londen. Mensen stierven onder een cholera-epidemie. Hij had zelf ook angst erdoor getroffen te worden. Terwijl hij door de straten in Londen liep, viel zijn oog op een krantenartikel, dat achter een ruit was geplakt. Daar stond een tekst op uit Psalm 91. Aan uw zijde zullen er duizend vallen, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet naderen. Spurgeon werd daardoor getroost.
Vooral troost de Heere ons door Zijn Geest. Die bepaalt ons bij Zijn Woord. Dat een tekst ons bijzonder aanspreekt. Dat we die ontvangen. Dat die tekst oplicht. Mensen die naar de kerk gingen, die dominee wist nergens van, maar het leek net alsof die dominee alleen voor mij stond te preken. Zo komt de Heere, als het ware, naast ons zitten.
Zo kun je terug denken aan eerdere reddingen. Ik heb je toen geholpen! Zal gedenken hoe voor dezen, ons de Heer heeft gunst bewezen.
Troost. Dat gaat natuurlijk over Jezus. Wat is uw enige troost? Uw enige troost. Niet welke soorten troost. Ik hoop dat we het antwoord uit ons hoofd kennen. Dat ik met lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid het eigendom ben van Jezus Christus. Dat is de enige en unieke en alomvattende troost. In Hem is God voor ons. Wie of wat zal tegen ons zijn?
In het Griekse woord voor trooster ligt ook het woord vermaning. De Geest richt onze gedachten op Christus. En haalt ons bij de zonde weg. De Geest doet ons God kennen als de God van alle vertroosting. De Heere weet wat er nodig is. De Geest wijst op het bloed van Christus. Dan ga je Hem zien als de vaste rots van mijn behoud, juist als de zonde mij benauwd. De Geest laat zien dat Christus de macht der zonde heeft verbroken. Alleen op Hem te zien. Als ik lijd aan de gevolgen van de zonde, als mijn gedachten zich dan vermenigvuldigen, dan leert de Geest me zien op Christus’ lijden.
Zo kunnen de omstandigheden blijven (de ziekte, de pijn) maar is er toch troost. Ik leer anders kijken. Ik zie erover heen. Een verdrukking van tien dagen is het, dat zie je dan. Er komt een einde aan. Wat doet een kind met een kapotte knie, bloed? Dan wil je naar mama, zo snel mogelijk. Kruip je op schoot. Dan word je stil. Lijkt het alsof de knie niet meer pijn doet. Bij mama ben je veilig. De Heere leidt naar Hemzelf. Alles te vinden in die enige troost. Het eigendom te zijn van Jezus Christus!
Als we zo terug zien op het jaar, mocht het dan bij ons komen bij het leven uit die bron van alle vertroosting? Misschien aarzelend? Maar toch steeds meer. Wie voor eigen rekening leeft, verstaat dit niet. Het heilgeheim wordt aan Gods vrinden getoond. Mensen die Hem elke dag nodig hebben. Als we daar vreemd aan zijn: laat uw belangrijkste voornemen zijn om op die bron te worden aangesloten. Arm wie de Heere niet kent in die omgang. Dan moet je alles zelf dragen en oplossen. Dan leef je zonder troost, hoop en toekomst. Ook Gods kinderen moeten dat leren. Jacob en Asaf weigerden getroost te worden. We nemen ons pak zorgen weer mee, na het gebed. We letten dan enkel op de omstandigheden. Maar als de Heere u weer op Hem richt… Dan breekt het verzet. Wat heb ik weer veel te klein van U gedacht!
Laten het goede gedachten van God zijn. In u. We zullen nooit beschaamd uitkomen als we op Hem vertrouwen. Nooit gaat het verkeerd (wel anders dan wij dachten). Heeft de Heere het u aan iets doen ontbreken in 2019? Hield Hij u niet staande in moeilijkheden? Hij blijft dezelfde. Hij doet wat Hij zegt. Ik zal er zijn. Dat geeft grond onder de voeten. Zo kunnen we de drempel over. Zingend van Zijn wegen roepen we het ongetroosten toe: Hoop op God, sla het oog naar boven. Biddend gaan we het jaar uit. Dit is mijn troost in druk mij toegezegd. ‘Rust mijn ziel, uw God is Koning, heel de wereld Zijn gebied.’ Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 29 december 2019, 9:30 uur. Schriftlezing Psalm 94 en 2 Korinthe 1:3-7.